Binnenlands bestuur Special – Je hebt een uitstekend verhaal als wethouder, maar niemand gelooft je. Wat nu? En als je burgemeester bent, hoe kun je dan zowel autoriteit uitstralen als benaderbaar zijn? Het zijn vraagstukken die Josanne Toussaint regelmatig tegenkomt in haar trainingen ‘Bestuurlijke Performance’, waarbij ze de nadruk legt op non-verbale communicatie.
Het belang van non-verbale communicatie
‘ONTSPANNEN SPREKER betekent ONTSPANNEN PUBLIEK’ ‘
Ik ben één meter 57, ik ben vrouw en ik zie er jonger uit dan ik ben. Dat zijn drie non-verbale factoren waar ik niet veel aan kan doen, maar die wel van invloed zijn op mijn natuurlijke autoriteit. Als ik dan ook nog heel hoog ga praten, een bloemetjesjurk aantrek en druk sta te bewegen, dan word ik er niet geloofwaardiger op’.
Josanne Toussaint is niet te beroerd zichzelf als voorbeeld te nemen om het belang van non-verbale communicatie te benadrukken. ‘De kwaliteit van de inhoud kan nog zo hoog zijn, als het niet geaccepteerd wordt aan de andere kant van de tafel, heb je niet zoveel aan een goed verhaal.’
Iedereen heeft een drive om gehoord te worden. Voor politici is het zelfs van levensbelang. Toch is het juist in de politieke arena een uitdaging om te zorgen dat het brein van de ander ‘open gaat’, weet Toussaint uit ervaring. Na een leven als zangeres en na de studies logopedie en communicatie richtte ze Instituut Wijs! op. Inmiddels traint ze ruim negen jaar burgemeesters en wethouders in performance en non-verbale communicatie. De mees gestelde vragen? ‘Hoe kan ik mijn verhaal zo brengen dat er niet alleen geluisterd wordt, maar dat ze me ook geloven? En hoe kan ik ontspannen en krachtig mijn punt over tafel krijgen, zonder mijzelf te verliezen? Toussaint: ‘Zeker bij wethouders merk ik dat er veel druk op de schouders rust. Ze komen vaak uit een totaal andere rol en zijn dan ineens de wethouder. Er wordt op een andere manier naar je gekeken en als je die druk gaat voelen, heeft dat onherroepelijk invloed op je manier van presenteren.’
Weg met de druk, ga er maar aan staan. Toch is het cruciaal, volgens Toussaint. Want wanneer zijn we geloofwaardig? En wanneer nemen we iets van een ander aan? Als de spreker ontspannen is, zo blijkt uit onderzoek. ‘Een ontspannen spreker betekent ontspannen publiek.’ Een voorbeeld? Een wethouder die haastig binnenkomt en even op dwingende toon komt zeggen hoe het zit. ‘Daar willen we niet naar luisteren. Als je boos en geïrriteerd je verhaal gaat doen, en dat zie ik nog wel eens in raadsvergaderingen, ga je non-verbaal ook andere dingen laten zien. Je gaat sneller praten, krijgt een hogere adem. Of je gaat mompelen of voorlezen. Of je gedraagt je overspannen, je staat dan zo hard te werken dat het publiek je ook niet gelooft.’
Het zijn allemaal signalen aan het publiek: de spreker voelt zich blijkbaar niet veilig, en het publiek vindt het daardoor ook geen fijne situatie. ‘Als je stress laat zien, of je spreekt juist al te enthousiast, wordt de luisteraar er plaatsvervangend moe van. En als je praat alsof je op de barricade staat, heel staccato en met veel verbolgenheid, hoort een luisteraar vaak niet meer wat er gezegd wordt. Als je wilt dat ze naar je punt luisteren, is een combinatie van stevigheid en ontspanning het meest effectief.’
MEER STIJLEN
Non-verbale communicatie gaat wel degelijk ook over het stemgebruik. ‘Een stem kan mensen raken, maar ook zorgen dat mensen totaal afhaken,’ benadrukt Toussaint. ‘We hebben bijvoorbeeld al snel een oordeel over de klank van een stem. En een hoger geluid vinden we meestal vriendelijk. Dat is te verklaren vanuit de biologie. Dieren met hogere geluiden zijn dieren waar we niet zo bang voor hoeven te zijn. Maar let op: Als je hoog spreekt, ga je voor vriendelijkheid en niet per se voor professionaliteit. Ritme, stiltes laten vallen, snelheid van spreken, het telt allemaal mee. Vergeet daarbij de intonatie niet. Ga je met je stem omhoog aan het eind van een zin, dan denken luisteraars: Is dit wel iemand met verstand van zaken? Ga je omlaag, dan geef je het signaal af dat het klopt en dat het belangrijk is.’
HOE SPREEK IK ‘ZONDER MIJZELF TE VERLIEZEN’?
Hoe spreek ik ‘zonder mijzelf te verliezen’? Die vraag leeft vaak bij beginnende bestuurders, die veel druk ervaren. Mogen en kunnen goede bestuurders zichzelf blijven of moeten ze een volleerd acteur worden? ‘Het moet een rol zijn die bij je past,’ zegt Toussaint. ‘Ik gebruik vaak het zogeheten DISC profiel, met voorkeursstijlen per persoonlijkheid. Een spreker die van nature relatiegericht en volgend is, niet dominant is en niet pro-actief, heeft vaak een meer melodieuze manier van spreken. Zo’n bestuurder moet je niet vragen om ineens staccato en met veel te vaart te gaan presenteren. De kunst is om binnen je eigen mogelijkheden meer stijlen in te zetten die bij je passen, die je geloofwaardigheid vergroten en je helpen om de ander beter te bereiken.’
JEZELF OPBLAZEN
Bij burgemeesters leven andere vraagstukken dan bij wethouders, heeft Toussaint gemerkt. ‘Burgemeesters moeten autoriteit en gezag kunnen uitstralen. Wat heb je daarvoor nodig? Een burgemeester die ik trainde was bang dat mensen haar dominant zouden vinden als ze meer ruimte in zou nemen en meer geluid zou maken. Maar wie te veel ruimte laat voor de ander, bereikt de ander niet. Het andere uiterste ligt hierbij ook op de loer: Als je het dan een keer ergens niet mee eens bent, kun je te streng uit de hoek komen en nog steeds geen verbinding maken. Toussaint leert bestuurders meer ruimte in te nemen zonder zichzelf op te blazen. ‘Het levert echt eyeopeners op!’
We vragen best veel van onze bestuurders, vindt Toussaint. ‘We willen gezag, daadkracht en geloofwaardigheid zien en aan de andere kant moeten ze benaderbaar en menselijk zijn. Het kan samengaan. Al gaat het in mijn trainingen veelal om bewustwording. Zo ben je bijvoorbeeld niet bezig met de relatie met de ander als je heel strak de camera in kijkt en staccato spreekt. Het wordt al beter als je vloeiender gaat spreken. Het is goed om te weten hoe je overkomt en te weten wat goed werkt. In de training gaat dan ook meteen de camera aan. Best confronterend, maar we zorgen voor een liefdevolle spiegel.’
Benaderbaar zijn, verbinding kunnen maken. Wethouders en burgemeesters zijn steeds vaker op zoek naar manieren om echt contact te maken met raadsleden en inwoners. Toussaint noemt het de belangrijkste voorwaarde voor het uitwisselen van inhoud: zorg dat je eerst contact maakt. Maar hoe doe je dat bij een raadslid dat altijd overal tegenaan schopt? Trek je altijd een harnas aan? Je reageert dan helemaal niet op dat raadslid, want je hebt besloten je niet gek te laten maken. Of je staat meteen in de vechthouding. In beide gevallen komt er geen verbinding tot stand. In de training gaan we aan de slag met ‘in het midden blijven’: Waar lukt het om inhoudelijk te reageren of een wedervraag te stellen, zodat iemand zich gehoord voelt? Dat kan echt helpen. We willen de ander graag veranderen. En dat kan niet. Je kunt alleen jezelf veranderen. Maar daarmee kun je wel beïnvloeden wat je terugkrijgt.’
ELISABETH VAN DEN HOOGEN